Kleurcontrasten
Omdat kleuren zelden op zichzelf staan en bijna altijd samen met andere kleuren worden gecombineerd, heeft Itten ook in kaart gebracht hoe en wanneer kleuren in een bepaalde omgeving elkaar (kunnen) versterken of verzwakken en hoe mensen reageren op de combinaties van kleuren. Dit wordt beschreven in zeven essentiële kleurcontrasten.
Met deze kleurcontrasten kunnen op een gunstige manier kleuren met elkaar gecombineerd worden en ontstaan harmonieuze en voor de mens plezierige kleurcontrasten. Ook kan het helpen om bewust een bepaald effect te creëren of juist te vermijden.
1. Kleur tegen kleurcontrast
Het contrast dat ontstaat door het verschil tussen kleuren is wat bedoeld wordt met kleur tegen kleur. Het contrast is het sterkt bij de primaire, zuiverste kleuren rood, blauw en geel. Als er ook nog witte en zwarte vlakken bij deze primaire kleuren worden geplaatst dan wordt dit contrast alleen nog maar sterker. Dit is m.u.v. wit bijvoorbeeld toegepast in de Rietveld stoel.
Als bijvoorbeeld een donkere kleur naast een lichte kleur wordt gehouden dan lijkt deze dieper van tint terwijl de lichte kleur juist duidelijk lichter lijkt. Het effect is zwakker bij secundaire kleuren en zwakt naarmate het meer vertroebeld in tertiaire kleuren natuurlijk verder af.
2. Licht-donker contrast
Het licht-donkercontrast heeft alles te maken met de helderheid van verschillende kleuren. Het duidelijkste voorbeeld van een dergelijk contrast is natuurlijk zwart tegen wit. In vergelijking met wit lijkt elke kleur donkerder en in vergelijking met zwart lijkt elke kleur lichter. Maar ook donkerblauw tegenover lichtblauw is een lichtdonker contrast.
Door de toepassing van dit contrast ontstaat diepte in een interieur. Bij een herhaling van dezelfde kleur is die diepte minder en oogt het interieur vlakker. Ook bij het gebruik van twee verschillende kleuren spreken we van een licht-donkercontrast. Donkere kleuren absorberen het licht en laten een ruimte kleiner lijken. Lichte kleuren reflecteren meer licht en vergroten optisch de ruimte.
3. Warm-koud contrast
Kleuren worden onderverdeeld in warme en koele kleuren. De kleur rood oranje van de kleurencirkel is uitgangspunt voor de warme pool en de kleur blauwgroen is uitgangspunt voor de koude pool. Deze onderverdeling geeft weliswaar een indicatie van de kleurentemperaturen, maar deze geeft niet goed weer dat er binnen een kleurrichting bijvoorbeeld rood ook weer verschillende temperatuurwaarden zijn. Dat heeft te maken met hun positie ten opzichte van de warme of koude pool.
In een evenwichtig en aangenaam kleurenplan worden warme en koele tinten met elkaar gecombineerd. De warme kleuren rood, geel en oranje doen objecten groter lijken en hebben de eigenschap dat ze op de beschouwer lijken af te komen. Dit zijn daarom favoriete kleuren voor accessoires. De koele kleuren zoals groen en blauw wijken juist terug van het ook waardoor een wand juist meer van ons af lijkt te staan dan een rode. De koele kleuren kunnen daarom goed gebruikt worden in kleinere vertrekken.
Koele en warme kleuren die naast elkaar worden gebruikt versterken elkaar. Een kleurtemperatuur wekt naast de hierboven genoemde ruimte effecten onbewust psychologische associaties op.
4. Complementair contrast
In de kleurencirkel worden complementaire kleuren aangegeven met het driehoekje aan iedere zijde van de primaire driehoek, waarmee recht tegenover elkaar liggende primaire en secundaire kleuren in de cirkel worden verbonden. Itten constateerde dat deze verschillende kleuren bij onderlinge vermenging het neutrale grijs opleveren en noemde ze daarom complementair. Ze zijn complementair omdat ze compleet zijn; in elk complementair kleurenpaar zitten alle drie de primaire kleuren. De zo ontstane sets sterke kleuren zijn geel en violet; blauw en oranje en rood en groen.
De tertaire kleuren die tegenover elkaar liggen noemt hij zwakke complementaire kleurenparen. De complementaire paren (zowel de sterke als de zwakke) versterken elkaar; ofwel in combinatie met elkaar komen ze beter tot hun recht dan individueel. Zo kunnen dus kleuren benadrukt of juist verdoezeld worden door het tegenovergestelde te doen.
5. Simultaancontrast
Het simultaancontrast is gebaseerd op de werking van het menselijk oog, dat bij waarneming van een kleur altijd tegelijkertijd de complementaire kleuren erbij probeert te zoeken. Als deze niet voor handen is dan probeert het oog deze kleur zelf te creëren. Hierdoor ontstaat een soort nabeeld. Dit is een onbewust proces.
Als dus een goede complementaire combinatie gemaakt is dan word de omgeving dus als rustiger ervaren omdat er niet onbewust simultaan de complementaire kleur gezocht hoeft te worden.
6. Kwaliteitscontrast
Bij het kwaliteitscontrast gaat het om het contrast tussen kleuren in een verschillende intensiteit, wat ook wel is op te vatten als een verschillende kwaliteit. Bijvoorbeeld een verzadigd blauw (goede kwaliteit) is fel en heeft een sterke zendingskracht, Maar door de toevoeging van wit, zwart of een andere kleur wordt de kleur minder verzadigd. Als primair blauw gecombineerd wordt met minder verzadigd blauw zoals lichtblauw dan ontstaat het kwaliteitscontrast. Dit worden ook wel ton-sur-ton combinaties genoemd en deze worden als rustig en harmonieus ervaren.
7. Kwantiteitscontrast
Met het kwantiteitscontrast wordt de tegenstelling in de hoeveelheid kleur en de stralingskracht ten opzichte van elkaar bedoelt.
De ene kleur valt meer op dan de andere. Dit heeft zowel met stralingskracht te maken als met de grootte van het kleurvlak (kwantiteit). Dit is bij toepassing een belangrijk gegeven.
Combineer kleine accessoires met sterke zendingskracht bij wand met lage zendingskracht. Wanneer ze beide een sterke zendingskracht hebben dan wordt het al snel schreeuwerig.